Coniferen zijn letterlijk kegeldragers (kegelsconi). Ook de Venijnboom en de Taxus baccata behoort hiertoe, zij het dat deze een schijnbes geeft. Zowel in oude als in nieuwe tuinstijlen komen we deze kegeldragers tegen. Maar waar horen ze thuis? De meeste coniferengeslachten en -soorten hebben een "strenge" vorm, zoals een zuil of een piramide. Ze steken daarom opvallend af tegen struiken en loofbomen die meestal een lossere groeiwijze hebben. Eigenlijk passen ze nog het beste bij bomen of struiken als berk (Betula), brem (Cytisus) en duindoorn (Hippophae), die net als de coniferen zelf op een zandige grond thuishoren
De zwarte den, Pinus nigra en grove den, Pinus sylvestris, die volledig zijn ingeburgerd in de zandstreken en het daar in de tuinen uitstekend doen, zijn geen gezicht in het weidelandschap op de klei. Jeneverbessen, Juniperus, passen uitstekend in een heidelandschap of in een heidetuin, maar in het rivierenlandschap of in de polder zijn zij niet op hun plaats. Eigenlijk voldoet de conifeer het beste tussen andere coniferen. Een haag is hiervan een mooi voorbeeld. Van de verschillende coniferen zijn veel cultuurvariëteiten en subvariëteiten in de handel. Plant niet te veel opvallende gele draadvormen, groene raket- en blauwe bolvormen bij elkaar. Een enkel opvallend exemplaar tussen neutrale "buren" komt veel beter tot zijn recht.
Welke soorten en maten coniferen zijn er?
Er zijn veel soorten coniferen verkrijgbaar. De grote en hoge coniferen kent u waarschijnlijk wel. Het voordeel van grote coniferen is dat ze wintergroen zijn en vaak een mooie vorm hebben. Maar er zijn ook voldoende laagblijvende coniferen te koop die klein blijven. Onderstaand hebben we een selectie gemaakt van populaire coniferen met daarbij hun eigenschappen en formaat.
Laagblijvende kleine coniferen: coniferen tot 1 meter






Gemiddelde hoogte coniferen: vanaf 1 tm 2 meter



Tsuga canadensis ‘Pendula’. Heeft een donkergroene kleur, treurvorm (pendula) en wordt maximaal 2 meter hoog indien dwergvorm.

Juniperus communis. Heeft een grijsgroene kleur en een natuurlijke vorm. Hoogte ongeveer 2 meter.


Tsuga canadensis ‘Pendula’. Heeft een donkergroene kleur, treurvorm (pendula) en wordt maximaal 2 meter hoog indien dwergvorm.
Grote en hoge coniferen: vanaf 2,5 tm 4 meter

Juniperus communis ‘Hibernica’. Heeft een blauwgroene kleur en zuilvorm. Hoogte ongeveer 3 meter.

Cedrus deodara ‘Pendula’. Heeft een groene kleur en brede vorm. Wordt ongeveer 3 meter hoog.

Cedrus deodara ‘Verticillata Glauca’. Heeft een blauwgroene kleur, smal opgaande vorm en wordt maximaal 4 meter hoog. Groeit langzaam.

Cephalotaxus harringtonia. Heeft een donkergroene kleur en een brede vorm. Hoogte ongeveer 3 meter.


Thuja occidentalis ‘Alba’. Heeft een lichtgroene kleur met witte topjes, piramidevorm en wordt maximaal 2,5 meter hoog indien dwergvorm.
Wanneer en in welke maand kun je het beste coniferen snoeien?
De beste tijd om je conifeer te snoeien is mei en juni, en na de zomer in september een tweede maal. Later snoeien dan september is onverstandig want dan is de hersteltijd tot de winter te kort. Indien je van strakke hagen of snelgroeiende coniferen houdt dan kun je gerust vaker snoeien. Snoei het liefst op een bewolkte dag om verbranding te voorkomen en snoei niet als het vriest.
Wanneer en in welke maand kun je coniferen planten?
De beste tijd om coniferen te planten die nieuw aangeschaft zijn is in de maanden augustus tot half september. In deze periode is de grond nog lekker opgewarmd door de zomer, en vaak valt er in deze maanden ook voldoende regen. Voor coniferen is dit het perfecte klimaat om snel aan te groeien voordat het winter wordt. In de maanden maart, april, mei en begin juni (voorjaar) kunnen coniferen ook gepland worden, lees daarvoor de volgende alinea.
Hoe moet je coniferen planten?
In de maanden maart, april, mei en begin juni (voorjaar) kunnen coniferen ook gepland worden. Zorg dan wel voor een voldoende ruim plantgat waarbij de bovenkant van de kluit zo'n 5 tot 10 cm onder het maaiveld komt te staan. Plaats de conifeer in het plantgat en breng aarde aan rond de kluit. Maak vervolgens het gaaslinnen los en geef de conifeer ruim water. Vul hierna de rest van het gat op met aarde en duw de grond aan. Doe dit niet te hard, er moet namelijk zuurstof rond de wortels blijven zitten. Hierna geef je nogmaals water. Vervolgens hoef je de conifeer geen water meer te geven en heeft het voldoende aan regenwater. Tenzij we natuurlijk weer een uitzonderlijk droge periode krijgen.
Coniferen verplanten
Coniferen groeien hard! Indien je er geen rekening mee hebt gehouden dat je conifeer zo hard zou groeien dan is het mogelijk om coniferen te verplanten. De meeste coniferen zijn wintergroen. Hun wortels nemen voortdurend water op voor de naalden en schubben, dat het hele jaar verdampt. Bij het verplanten is het daarom belangrijk zo weinig mogelijk wortels te beschadigen, zodat meteen weer met de wateropname kan worden doorgegaan.
In het voorjaar steek je rondom op 40 cm van de stam de wortels af tot ongeveer 40 cm diep, terwijl je tegelijkertijd een geul graaft. De wortels onder de kluit worden niet afgestoken. De geul vult u met bladaarde (geen compost, want daar zit te veel kalk in). De aarde in de geul wordt niet te hard aangedrukt. Soms is het nodig de conifeer nu te verankeren. Vanuit de rand van de bestaande kluit zullen veel jonge haarwortels, nodig voor de opname van water en voedingsstoffen, in de bladgrond groeien In augustus wordt de kluit voorzichtig uitgegraven De onderkant van de kluit wordt doorgestoken en de conifeer wordt onmiddellijk in het nieuwe plantgat gezet. Ook nu wordt het plantgat opgevuld met bladaarde.
Tijdens het planten geeft u veel water Eventueel wordt de conifeer opnieuw verankerd. We kiezen voor het verplanten de maand augustus, omdat dat in de regel een regenmaand is. De conifeer krijgt dan ook nog eens veel water 'over de kop'. Pas ge- en verplante coniferen kunnen het erg moeilijk krijgen in de winter. Wanneer het lange tijd vriest zitten de wortels in het ijs en nemen geen water op. Scherm de coniferen af met schermgaas, lappen of oude vitrage, zodat zon en wind geweerd worden.

Welke plantafstand voor coniferen?
Plant coniferen altijd ruim. De reden hiervoor is dat bijna alle coniferen de grootste breedte bij de grond hebben èn dat ze vaak als 'dwerg' worden aangeschaft. De atlasceder, Cedrus atlantica Glauca', die al lang in de mode is, moet u wel zo'n 5 m van zijn buurman planten, omdat hij binnen een jaar of tien wel 3,5 tot 4 m in doorsnee kan zijn. En die buurman zit intussen natuurlijk ook niet stil. U weet waarschijnlijk uit ervaring wat er gebeurt als verschillende coniferen tegen elkaar opgroeien, dat wil zeggen: elkaar raken. De schubben of naalden worden op die plaats bruin en, nog vervelender meestal vormen de takken na snoeien of het verwijderen van een conifeer uit die beplanting, geen nieuw groen meer. Wie meteen van het werk af wil zijn, plant de coniferen op een voor het oog overdreven grote afstand vormen en kleuren door elkaar.
Coniferen bemesten en voeding
Coniferen bemesten kun je het beste doen met speciale coniferen mest. Deze coniferenmest voeg je toe in het voorjaar (maar/april) en daarna nogmaals aan het eind van de zomer (augustus). Door coniferen voeding zorg je voor een mooie groene kleur van de planten. Ook na het snoeien kun je wat mest toevoegen om het herstel te bevorderen. In het najaar en de winter bemesten is af te raden. Op dit moment zij de planten in rust, en hebben ze geen extra voeding nodig.